---- [ ☀ ] arog -nl- (fr) (de) (en) (pl) (ru)

Plena Ilustrita Vortaro de Esperanto

(6/06/2015)

*arogant/a. Ofende fiera; malŝate kondutanta kontraŭ aliaj: popolo aroganta, kiu ne respektos maljunulon k ne kompatos junulonX; arogantaj okulojX; al ilia aroganta postulo ni povis respondi nur per silento; arogante rigardi, akcepti vizitanton. ☞  impertinenta.

arogantaĵo. Ago diro aroganta: ili estas malhumilaj, parolas arogantaĵon, fanfaronasX.

aroganteco. Eco de iu, io aroganta: vidu tiun ĉi malkaŝemecon, kiel bele ĝi aliformiĝas en aroganteconZ.

arogantulo. Iu aroganta: paralizi la arogantulojn, kiuj volas altrudi al ni siajn leĝojnZ.


----vortari\arog_nl--- 2019-01-08 18:09:14
514 reserĉoj, 184 serĉadoj, 73 ekserĉoj, 0 serĉiĝonto, 1 serĉeraro
 
.
ago
ag': handelen
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
.
akcepti
akcept': aannemen, aanvaarden, (te gast) ontvangen
i: uitgang van de noemvorm ▌laŭd'i: loven
.
al
al: naar, aan
.
aliaj
ali': ander
a: uitgang van het bijvoeglijk naamwoord ▌hom'a: menselijk ♦ hom': mens
j: uitgang van het meervoud
.
aliformiĝas
ali': ander
form': vorm
iĝ': zich maken, worden ▌pal'iĝ': bleek worden ♦ pal': bleek
as: uitgang van de tegenwoordige tijd van werkwoorden
.
altrudi
al: naar, aan
trud': opdringen
i: uitgang van de noemvorm ▌laŭd'i: loven
.
aroganta
arogant': arrogant, aanmatigend
a: uitgang van het bijvoeglijk naamwoord ▌hom'a: menselijk ♦ hom': mens
.
arogantaj
arogant': arrogant, aanmatigend
a: uitgang van het bijvoeglijk naamwoord ▌hom'a: menselijk ♦ hom': mens
j: uitgang van het meervoud
.
arogantaĵo
arogant': arrogant, aanmatigend
aĵ': iets dat een zekere eigenschap bezit of uit een bepaalde stof gemaakt is ▌molaĵo: iets mals ♦ mol': mals
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
.
arogantaĵon
arogant': arrogant, aanmatigend
aĵ': iets dat een zekere eigenschap bezit of uit een bepaalde stof gemaakt is ▌molaĵo: iets mals ♦ mol': mals
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
n: uitgang van de accusatief, merkt ook de richting
.
arogante
arogant': arrogant, aanmatigend
e: uitgang van het bijwoord ▌bon'e: wel
.
aroganteco
arogant': arrogant, aanmatigend
ec': kenmerkt de abstrakte eigenschap of hoedanigheid ▌bon'ec': goedheid ♦ bon': goed
ec'o: eigenschap ♦ o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
.
arogantecon
arogant': arrogant, aanmatigend
ec': kenmerkt de abstrakte eigenschap of hoedanigheid ▌bon'ec': goedheid ♦ bon': goed
ec'o: eigenschap ♦ o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
n: uitgang van de accusatief, merkt ook de richting
.
arogantulo
arogant': arrogant, aanmatigend
ul': levend weezen, gekenmerkt door ... ▌avarul': gierigaard ♦ avar': gierig ▌jun'ul': jongeling ♦ jun': jong
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
.
arogantulojn
arogant': arrogant, aanmatigend
ul': levend weezen, gekenmerkt door ... ▌avarul': gierigaard ♦ avar': gierig ▌jun'ul': jongeling ♦ jun': jong
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
j: uitgang van het meervoud
n: uitgang van de accusatief, merkt ook de richting
.

aŭ: of
.
bele
bel': mooi
e: uitgang van het bijwoord ▌bon'e: wel
.
ĉi
ĉi: het dichtstbije ▌tiu ĉi: deze ♦ tiu: die ▌tie ĉi: hier ♦ tie: daar
.
de
de: van (bezit), vanaf (vertrekpunt), door (bij lijdende vorm van deelwoorden)
.
diro
dir': zeggen
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
.
eco
ec': kenmerkt de abstrakte eigenschap of hoedanigheid ▌bon'ec': goedheid ♦ bon': goed
ec'o: eigenschap ♦ o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
.
ekserĉoj
ek': beginnen ▌ek'kant': aanheffen ♦ kant': zingen
serĉ': zoeken
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
j: uitgang van het meervoud
.
en
en: in
.
estas
est': zijn
as: uitgang van de tegenwoordige tijd van werkwoorden
.
fanfaronas
fanfaron': pochen
as: uitgang van de tegenwoordige tijd van werkwoorden
.
fiera
fier': trots
a: uitgang van het bijvoeglijk naamwoord ▌hom'a: menselijk ♦ hom': mens
.
ĝi
ĝi: het (zakelijk voornw)
.
ilia
ili: zij (meervoud)
ili`a: hun (van hen) ♦ a: uitgang van het bijvoeglijk naamwoord ▌hom'a: menselijk ♦ hom': mens
.
ili
ili: zij (meervoud)
.
impertinenta
impertinent': impertinent
a: uitgang van het bijvoeglijk naamwoord ▌hom'a: menselijk ♦ hom': mens
.
io
io: iets
.
iu
iu: iemand, een of andere
.
junulon
jun': jong
ul': levend weezen, gekenmerkt door ... ▌avarul': gierigaard ♦ avar': gierig ▌jun'ul': jongeling ♦ jun': jong
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
n: uitgang van de accusatief, merkt ook de richting
.
kiel
kiel: hoe
.
kiu
kiu: wie, welke (vragend), die, dat (betr)
.
kiuj
kiu: wie, welke (vragend), die, dat (betr)
j: uitgang van het meervoud
.
kompatos
kompat': medelijden hebben met
os: uitgang van de toekomende tijd van werkwoorden
.
kondutanta
kondut': zich gedragen
ant': uitgang van het bedrijvend tegenwoordig deelwoord ▌far'ant': doende ♦ far': doen
a: uitgang van het bijvoeglijk naamwoord ▌hom'a: menselijk ♦ hom': mens
.
kontraŭ
kontraŭ: tegen, tegenover
.
la
la: de, het (bepalend lidwoord)
.
leĝojn
leĝ': wet
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
j: uitgang van het meervoud
n: uitgang van de accusatief, merkt ook de richting
.
malhumilaj
mal': kenmerkt het tegenovergestelde: ▌mal'bon': slecht ♦ bon': goed
humil': nederig
a: uitgang van het bijvoeglijk naamwoord ▌hom'a: menselijk ♦ hom': mens
j: uitgang van het meervoud
.
maljunulon
mal': kenmerkt het tegenovergestelde: ▌mal'bon': slecht ♦ bon': goed
jun': jong
ul': levend weezen, gekenmerkt door ... ▌avarul': gierigaard ♦ avar': gierig ▌jun'ul': jongeling ♦ jun': jong
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
n: uitgang van de accusatief, merkt ook de richting
.
malkaŝemecon
mal': kenmerkt het tegenovergestelde: ▌mal'bon': slecht ♦ bon': goed
kaŝ': verbergen
em': geneigd, gewoonte tot ▌babil'em': babbelzuchtig ♦ babil': babbelen
ec': kenmerkt de abstrakte eigenschap of hoedanigheid ▌bon'ec': goedheid ♦ bon': goed
ec'o: eigenschap ♦ o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
n: uitgang van de accusatief, merkt ook de richting
.
malŝate
mal': kenmerkt het tegenovergestelde: ▌mal'bon': slecht ♦ bon': goed
mal'ŝat': versmaden, verachten ♦ ŝat': waarderen, houden van, aardig vinden
e: uitgang van het bijwoord ▌bon'e: wel
.
ne
ne: neen, niet, geen
.
ni
ni: wij
.
nur
nur: slechts, alleen, pas
.
ofende
ofend': beledigen, krenken
e: uitgang van het bijwoord ▌bon'e: wel
.
okuloj
okul': oog
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
j: uitgang van het meervoud
.
paralizi
paraliz': verlammen
i: uitgang van de noemvorm ▌laŭd'i: loven
.
parolas
parol': spreken, woordvoeren
as: uitgang van de tegenwoordige tijd van werkwoorden
.
per
per: door (middel van)
.
popolo
popol': volk
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
.
postulo
postul': eisen
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
.
povis
pov': kunnen, mogen
is: uitgang van de verleden tijd ▌mi far'is: ik deed ♦ far': doen
.
reserĉoj
re': her-
serĉ': zoeken
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
j: uitgang van het meervoud
.
respektos
respekt': respect, eerbied
os: uitgang van de toekomende tijd van werkwoorden
.
respondi
respond': antwoorden, beantwoorden aan, verantwoordelijk zijn
i: uitgang van de noemvorm ▌laŭd'i: loven
.
rigardi
rigard': (be)kijken, beschouwen
i: uitgang van de noemvorm ▌laŭd'i: loven
.
serĉadoj
serĉ': zoeken
ad': duidt de duur van een handeling aan ▌paf'ad': beschieting ♦ paf': geweerschot
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
j: uitgang van het meervoud
.
serĉeraro
serĉ': zoeken
erar': dwalen, zich vergissen
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
.
serĉiĝonto
serĉ': zoeken
iĝ': zich maken, worden ▌pal'iĝ': bleek worden ♦ pal': bleek
ont': uitgang van het bedrijvende toekomend deelwoord ▌far'ont': "zullende" doen ♦ far': doen
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
.
siajn
si: zich
si`a: zijn, haar, hun, van zichzelf ♦ a: uitgang van het bijvoeglijk naamwoord ▌hom'a: menselijk ♦ hom': mens
j: uitgang van het meervoud
n: uitgang van de accusatief, merkt ook de richting
.
silento
silent': zwijgen
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
.
tiun
tiu: die, dat
n: uitgang van de accusatief, merkt ook de richting
.
vidu
vid': zien
u: uitgang van de gebiedende wijze ▌ni far'u: laten we doen ♦ far'u: doe ♦ far': doen
.
vizitanton
vizit': bezoeken
ant': uitgang van het bedrijvend tegenwoordig deelwoord ▌far'ant': doende ♦ far': doen
o: uitgang van de zelfstandige naamwoorden
n: uitgang van de accusatief, merkt ook de richting
.
volas
vol': willen
as: uitgang van de tegenwoordige tijd van werkwoorden